Van Wim
Daniëls las ik het uitermate nostalgische boek De lagere school, over “het wel en wee van de lagere school in de
twintigste eeuw, met de nadruk op de periode vanaf 1930”.
★★★☆☆
Hoewel
nostalgisch? Het ligt er maar aan in hoeverre je terugverlangt naar de lekkende
kroontjespennen, de bus van de schooltandarts, halve lijfstraffen (de
lineaal!), verplicht rechts schrijven, zure schoolmelk, zure nonnen,
verkeersbrigadiertjes, schooltelevisie, schoolzwemmen in het chloorbad, iedere
ochtend godsdienstonderwijs, strafregels, collectief nablijven, gymles,
schoolsparen, zilverpapier en melkflesdoppen sparen, tafels opdreunen en noem
het verder maar op.
Dit
alles en nog meer komt aan bod in Daniëls boek met de (voor sommigen) zeer
wervende ondertitel “toen bijna alles nog heel anders was”. Inderdaad! Een
andere tijd met een totaal andere school dan de basisschool van nu. Geen
groepen, maar klassen bijvoorbeeld, met een haast almachtige onderwijzer aan
het roer.
Het
hoofdstuk over “gemengde of aparte” klassen met jongens en meisjes is erg
interessant en behoorlijk grappig gezien de (blijkt nu) enorme schijnheiligheid
van de mensen die daarover moesten beslissen. En volgens
Daniëls gaan er inmiddels weer stemmen op om meisjes en jongens van elkaar te
scheiden in het onderwijs. Niet langer met het oog op de zedigheid, maar ter
verbetering van het leerproces, de lessen zouden namelijk “veel rustiger
verlopen” in niet-gemengde klassen. Hier kan ik het helaas niet mee eens zijn.
In mijn eigen (middelbare) schooltijd was ik gedurende één jaar in een klas met
uitsluitend jongens ingedeeld. Een experiment van die school in verband met “een
overschot” aan jongens in dat jaar. Deze klas werd al snel berucht en was zo “vervelend” voor zowel leerlingen
als docenten dat zij na afloop van het lange, lange schooljaar geheel ontbonden
en verdeeld werd. Conclusie van de schoolleiding was: dit nooit weer! Meisjes
in de klas zorgen voor evenwicht en een veel minder harde sfeer.