Ik las Het leven in tijden van vrede (2013) van
de Italiaanse schrijver Francesco Pecoraro (1945), een merkwaardig boek dat in
bijna 500 bladzijden over je heen walst. Er komt zoveel aan de orde dat het nog
lang in je hoofd blijft rondzingen, en het is bijna niet te geloven dat dit
Pecoraro’s eerste roman is.
In dit
boek volgen we de gedachtegang van de 69-jarige Ivo Brandani vanaf 29 mei 2015,
09.07 uur (a.m.). Hij zit op het vliegveld van Sharm el-Sheik en wacht op zijn
aansluiting naar Rome. Dat duurt uren en intussen overdenkt Brandani zijn leven en wordt daar niet blijer van, hij
is ontevreden. Het is een aaneenschakeling
van gemopper, gezeur, frustratie, cynisme en woede, maar toch ook zelfkritiek. (Let
wel, dit is geen vervelend boek, het is erg goed geschreven en soms ook grappig.) Nu en dan draaft hij helemaal door, bijvoorbeeld over de bureaucratie en corruptie
in Rome, of helemaal lyrisch over Spitfires of over een spoorbrug in Schotland. Het is de perfectie, de liefde voor techniek die zijn troost is.
Met elk
hoofdstuk gaan we via Brandani’s herinneringen verder terug in de tijd. Zijn
observaties worden steeds koortsiger, hij is ernstig ziek maar weet dit zelf niet.
Wij als lezers wel, in een heel vies verhaal over bacteriën en ziektekiemen,
helemaal aan het begin van het boek, wordt Brandani’s noodlottige besmetting al
terloops genoemd. Met zijn overpeinzingen probeert hij greep te krijgen op de
voortdurende verandering van het leven, waarvan hij alleen maar narigheid
verwacht.
Dit
bijzondere boek moet je gelezen hebben. Maar eigenlijk vond ik het leuker om er
nu over na te denken dan de leeservaring zelf. Dat is wel raar.
★★★☆☆