Bij Naturalis in Leiden werden vorige week twee bijzondere inktvissen ontleed. Meestal ontvangt Naturalis aangespoelde dieren voor de collectie. Deze dieren zijn dan verzwakt door ziekte of verwondingen waardoor ze in te ondiepe wateren terecht zijn gekomen. Maar voor deze twee inktvissen gold dit niet. Ze waren ten westen van Ierland opgevist en nog kerngezond op het moment van vangst. Zo'n gezond exemplaar kan Naturalis veel informatie geven over het leven van deze diepzeedieren waarover nog veel onbekend is. Ook bij deze sessie mocht publiek aanwezig zijn. Er was weer veel belangstelling.
Na aankomst bij Naturalis zijn de
inktvissen met de grootste zorgvuldigheid behandeld door ze rustig te laten
ontdooien en direct op alcohol te zetten tegen ontbinding. Het
belangrijkste doel van dit onderzoek was het vaststellen van de precieze soort,
de leeftijd en het geslacht. Ook werd er gekeken of er bij de dieren vreemde
vergroeiingen of parasieten zichtbaar zouden zijn. De beide pijlinktvissen
bleken van het mannelijk geslacht.
Pijlinktvissen
worden zo genoemd omdat hun achterlijf door twee zijwaarts gerichte vinnen een
pijlvorm heeft. Zij hebben tien ledematen, waarvan acht armen en twee langere
voedingstentakels. Het zijn uitsluitend vleeseters. Ze voeden zich met andere
ongewervelden en met vissen.
Tussen
de armen zit de bek. Deze heeft kaken in de vorm van een snavel, zeer geschikt
om schelpdieren mee te kraken en om voedsel te malen. Sommige inktvissen hebben
gifklieren in hun bek.
Onderzoekers Jeroen Goud en Ate de Heij constateerden dat het bij
een van de exemplaren om een inktvissensoort bleek te gaan die Naturalis al
honderd jaar niet meer op de ontleedtafels had gehad: de Ommastrephes bartrami,
de vliegende inktvis. Het andere, kleinere dier was een Todaropsis eblanae.