Gisteren
was er een interessante lezing in Naturalis. Spreker was Dr. Paul Storm en het
thema was "Wie waren de eerste Aboriginals?". Zo'n
60.000 jaar geleden woonden er al mensen in Australië. Waar kwamen die vandaan?
En hoeveel migratiegolven zijn er geweest? Om Australië te bereiken moeten de
voorouders van de huidige Australische Aborigines de zee zijn overgestoken. De
grote vraag van deze middag was of de Javamens wel of niet beschouwd moet
worden als de voorouder van de Aborigines. De heer Storm vond van niet. Er werd
flink met schedels gezwaaid om deze conclusie te ondersteunen.
Over
schedels gesproken, het meest waardevolle object in de collectie van Naturalis
is het originele schedelkapje van de Javamens. Dit ligt tezamen met een kies en
een dijbeen in een kogelvrije vitrine in de Oerparade. In musea overal ter
wereld liggen afgietsels van dit schedelkapje, maar in Leiden ligt dus het
originele exemplaar. Het
is in 1891 door de Nederlandse arts Eugène Dubois gevonden op Java. Deze vondst
was essentieel voor de theorie over de evolutie van de mens. Dubois
was gefascineerd door het werk van Charles Darwin en zocht gericht naar
fossiele tussenvormen tussen mensen en aapachtigen, een missing link. Zijn
vondsten schreef hij zelf toe aan zo'n tussenvorm, die hij Pithecanthropus erectus of javamens noemde. Maar tegenwoordig is
men het er over eens dat hij de resten van een Homo erectus heeft gevonden, de directe voorloper van de moderne mens.
Een bewijs dat evolutie ook voor de mens geldt. Volgens
moderne wetenschappelijke inzichten stamt de mens niet van de apen af, maar
delen mens en aap een gemeenschappelijke voorouder die in Afrika heeft geleefd.
De
ontdekkingen van Dubois hebben tot een grote toename van de kennis over de
evolutie van de mens geleid. In eerste instantie werd hij bekritiseerd door
tegenstanders en werden zijn bevindingen als onzin verklaard. Maar nu wordt hij
beschouwd als een van de grondleggers van de paleoantropologie, de wetenschap
die zich bezighoudt met fossiele mensachtigen.