Tot m'n (toch wel) aangename verrassing trof ik deze week drie knalgele paddenstoeltjes aan in de pot bij een kamerplant. Heel charmant.
De volgende dag waren ze al in lengte verdubbeld, lange gele steeltjes met een kopje. En weer een dag later waren ze flink in de breedte gegroeid met een stevige kap er bovenop.
Waar moest dit heen? Ik voelde me een beetje in zo'n Bommelverhaal verzeild geraakt. Wat waren dit voor paddenstoelen? En zouden ze riskant zijn voor hun potgenoot, de jadeplant waar ik juist zo bijzonder op gesteld ben? Deze plant heb ik jaren geleden in de vorm van één enkel blaadje meegenomen uit een hotel in Engeland en inmiddels is mijn 'moneytree' uitgegroeid tot een kleine boom. Wat te doen?
Ik besloot eens te informeren bij dè paddenstoelspecialist van Naturalis, Hans Adema. Die kwam onmiddellijk met de naam Leucocoprinus birnbaumii op de proppen, in Nederland goudgele plooiparasol genaamd. Deze van oorsprong tropische paddenstoel komt tegenwoordig over de hele wereld voor en heeft inderdaad de gewoonte ineens op te duiken in bloempotten van kamerplanten. Daar komt ze dan meestal ook nog mee weg omdat ze er zo aantrekkelijk en verrassend uitziet en niet schadelijk is voor de plant bij wie ze te gast is. Ze leeft namelijk van de potgrond waarin ze staat.
Dat was een hele geruststelling. Er werd nog afgeraden om haar op te eten, maar ik had toch al geen plannen in die richting.