zondag 5 december 2021

Sint en Maarten

Maarten ’t Hart heeft aan veel dingen een hekel. Als je z’n boeken kent, kun je er zo een lijstje van maken. Altijd hetzelfde, en meestal gaat hij er flink over tekeer. Popmuziek bijvoorbeeld, of beter gezegd alle niet-klassieke muziek, is “gedegenereerde rommel” en “doodzonde van de tijd”. Het drie oktoberfeest in Leiden (ooit de woonplaats van ’t Hart) vindt hij ook niets: “De hele dag hoempamuziek en lawaaierige mensen voor je huis”.

In Een deerne in lokkend postuur, zijn persoonlijke kroniek van 1999, lees ik onder 17 november een tirade over sinterklaas: “…reed ik langs een groezelig pakhuisje waarin twee draaiorgels, dwars tegen elkaar in, sinterklaasliedjes oefenden. De goedheilig man komt er weer aan! Alleen ziekte en oorlog zijn erger. Dood niet want dan hoef je die afschuwelijke liedjes nooit meer te horen. Vanaf half november tot 6 december het land uit naar een oord waar ze nog nooit van die gemijterde ellendeling hebben gehoord – dat zou misschien een oplossing zijn.” Dat is duidelijk. Maar een dag later, op 18 november, komt hij toch nog met een milde anekdote: “Op het lab werkte een secretaresse, Pauline, die mij vertelde dat ze een keer Zwarte Piet was geweest. Direct na haar optreden was ze zonder af te schminken met Sinterklaas naar bed gegaan. Misschien dat het op die manier nog net dragelijk is.” 

Maarten ‘t Hart
Een deerne in lokkend postuur
Arbeiderspers, 2000