Op mijn eerste middag in Venetië ging ik op zoek naar het graf van Monteverdi (1567-1643), dat zich bevindt in de enorme Frarikerk. Ik moest nog wel wat moeite doen om het te vinden. Er is namelijk geen tombe of opvallend monument voor deze grote Italiaanse componist, maar een eenvoudige gedenkplaat achter een hek, ergens links van het hoogaltaar. Heel iets anders dan de pompeuze grafmonumenten voor de schilder Titiaan of de beeldhouwer Canova in deze kerk.
Waarom Monteverdi? Omdat ik hem bewonder om zijn Mariavespers. Deze bijzondere verzameling kerkmuziek, de Vespro della Beata Vergine, werden tussen 1607 en 1610 door hem gecomponeerd, waarschijnlijk bij wijze van “visitekaartje”, om een soort staalkaart van zijn kunnen af te geven. Het is een (voor kerkmuziek) nogal theatraal werk met een rijke orkestratie en onverwachte effecten zoals het gebruik van een echostem. Claudio Monteverdi’s werk bevindt zich op de grens van renaissance en barokmuziek. Hij was vernieuwend, dat heeft hem soms ook kritiek opgeleverd. Naast de Mariavespers is hij vooral bekend van zijn madrigalen en opera’s.
In 1613 werd hij aangesteld als maestro di cappella aan de San Marco in Venetië, de belangrijkste muzikale functie in deze stad. Na zijn dood in 1643 raakte hij in de vergetelheid en pas zo’n 200 jaar later was er opnieuw enige belangstelling voor zijn werk.
De 15e eeuwse gotische Frarikerk (Basilica di Santa Maria Gloriosa dei Frari) is rijk aan kunstwerken. Naast de diverse grafmonumenten en het bijzonder indrukwekkende schilderij van Titiaan, de Maria Hemelvaart, boven het hoogaltaar zijn er werken van onder andere Bellini, Sansovino en Donatello te bewonderen.