dinsdag 11 januari 2022

Eind van de regenboog


Dit heb ik nog niet eerder gezien, geloof ik. Het eind van een regenboog! Het kan dus wel. Alle regenbogen die ik tot nu toe heb waargenomen begonnen en eindigden ergens op een vage plek, ergens in de verte. Buiten mijn blikveld in ieder geval.
 



Fietsend tussen velden in de omgeving van Noordwijk, gaan mijn gedachten naar Marten Toonder, die ook gefascineerd was door dit natuurverschijnsel. Maar hij ging nog een grote stap verder, door te beweren dat je in het uiteinde van een regenboog kan staan. Hij had daar discussies over met zijn broer Jan Gerhard, die stelde dat dit onmogelijk is, want gezichtsbedrog. Als je dichterbij komt, gaat de regenboog achteruit. 

Maar Marten hield bij hoog en laag vol dat het kon. In het slothoofdstuk van zijn autobiografie*  beschrijft hij een topervaring uit 1965. Met zijn vrouw Phiny reed hij door een verlaten gebied in Ierland. Na een chaotische periode, inclusief hun emigratie, was het echtpaar toe aan een kort reisje. De regen drukte de stemming niet, want ze hadden allebei het gevoel van een nieuw leven dat hier begon, en op deze tocht waren er meer regenbogen dan ze ooit gezien hadden. Phiny is vol ontzag en noemt het omens die geluk brengen. “En aan het einde ligt een schat”, voegt ze toe, “een gift van de Shee of van de goden”. 

Ze komen dicht bij een regenboog, die zich niet terugtrekt, maar juist sterker wordt. En na een bocht om een hoog rotsblok heen staan ze plotseling in een kleurenzee die een einde aan alle twijfels maakt. Ze springen uit de auto, die nu alle kleuren van de regenboog vertoont. Net als zij zelf. “Phiny was blauw, overgaande in groen, en ik was groen en geel en vreemd opgewonden. Dat gevoel was bij ons allebei zó sterk dat we geen woord hebben gezegd”. 

Een mooi slot van het boek (Toonder heeft dan nog veertig jaar te gaan), een spirituele ervaring, maar voor Marten “realiteit en tegelijk één van Phiny’s wonderen”. Even overweeg ik hier ook het veld over te steken voor een experimentele dip in het licht. Maar gezien het weer, het terrein en mijn schoenen, besluit ik de illusie in stand te houden. Dat is sowieso meestal leuker. 


*Marten Toonder
  Onder het kollende meer Doo
  De Bezige Bij, 1996