Het verbrande huis is ook het verhaal van de schrijver zelf, een kind tussen (minstens) twee culturen. Het zijn grappige anekdotes en soms weemoedige jeugdherinneringen. Hoewel het thuis in de vrije jaren 70 altijd feest was in het artistieke gezin van Pim (toen vooral bekend van de eerste Nederlandse blootfilms), was het voor dochter Bodil vaak een eenzame tijd.
Maar het boek is toch vooral vrolijk en nostalgisch: een familie die ondanks de grote afstand al die jaren contact houdt met elkaar. Het is een mengeling van feiten, herinneringen en verbeelding, waarin vooral de oudere personages mooi geportretteerd worden. Je komt als Nederlandse lezer ook meer te weten over Suriname. Gewoonten en verschillen die soms tot misverstanden leiden, veranderingen door de jaren heen, de politieke ontwikkelingen sinds de onafhankelijkheid.
Het verbrande huis bestaat uit twee delen. Het eerste deel vind ik zelf het leukst. Deel twee bevat een reisverslag en behandelt De la Parra’s theatercarrière en de dood van haar broertje. De meeste oude familieleden zijn nu overleden, en het mooie huis uit 1892 is afgebrand. Aandoenlijk is de denkbeeldige inventarislijst van verloren gegane zaken.
Het boek dreigt aan het eind wat in te zakken, maar verder leest het erg vlot weg. Ik heb het met veel plezier gelezen, maar misschien is mijn waardering gekleurd omdat ik een van de ‘personages’ wel eens spreek. Zo ben ik maar een hand van de anderen verwijderd, en dat maakt het extra interessant.
In het boek zijn helaas geen foto’s opgenomen, dat is een minpuntje. Op de website van de uitgever staat een digitaal fotokatern HIER.
Het verbrande huis; Een Surinaamse familiegeschiedenis
Lebowski, 2020
237 blz.