maandag 17 maart 2014

Duitse decoraties 1914-1918


In zijn roman De weg terug (1931) vertelt de Duitse auteur Erich Maria Remarque het aangrijpende verhaal van enkele Duitse soldaten die terugkeren van het front, uit de loopgraven van de oorlog 1914-1918. Ze zijn vervreemd geraakt van de burgermaatschappij en de problemen die ze ondervinden lijken sterk op die van Robert Graves in Goodbye to all that. Ze zijn outsiders geworden, veranderd door hun ervaringen en trauma's, met schuldgevoelens over het overleven van de oorlog, terwijl vrienden en schoolkameraden zijn gesneuveld.

Toch is er een groot verschil. De Engelse soldaten werden thuis als helden verwelkomd, terwijl de nederlaag in Duitsland voor verdoving, verbijstering en vooral woede zorgde. Het Duitse volk had namelijk door de voortdurende propaganda een compleet verkeerd beeld van het verloop van de oorlog. Tot het bittere einde toe werd er volgehouden dat de overwinning, de grote doorbraak, ieder moment kon plaatsvinden. In werkelijkheid was de oorlog militair verloren en was Duitsland door zijn laatste reserves aan manschappen en materieel heen.


De smadelijke nederlaag kwam dus als een zeer onaangename verrassing en men nam het de linkse regering uiterst kwalijk dat er vrede was gesloten met de geallieerden. Dat werd gezien als een dolkstoot in de rug, verder voelde men zich verraden door deserteurs en stakende arbeiders. De opgelegde voorwaarden van het verdrag van Versailles werden als een grote vernedering gezien en er braken roerige tijden aan vol chaos, onrust, revolutie, crisis, inflatie en armoede. Er was een constante dreiging van een linkse of rechtse staatsgreep. Dit alles droeg sterk bij aan de opkomst van Adolf Hitler, die zijn voordeel deed met de voortdurende onvrede en instabiliteit. Toen in augustus 1934 rijkspresident Von Hindenburg overleed, trok rijkskanselier Hitler alle macht naar zich toe. Maar dat is weer een ander verhaal.


In ieder geval schoot het eerbetoon aan de Duitse oorlogsveteranen er stevig bij in. Er was bij hen een sterke behoefte aan een officiële erkenning, een medaille dus, voor hun trouwe dienst aan het front. Maar ondanks de militaristische sfeer in de Weimarrepubliek kwam die er niet. In feite was de tijdens de oorlog ingestelde Verwundetenabzeichen 1914-1918  de enige onderscheiding. Deze zwarte badge werd uitgereikt bij een verwonding. Bij drie verwondingen hoorde een zilveren en bij vijf een gouden exemplaar.


Omdat de veteranen bleven aandringen op een ereteken en de Duitse regering dit botweg weigerde, besloot de Kyffhäuserbund dan maar zélf met een medaille te komen. Deze (voluit) Kyffhäuserbund der Deutschen Landeskriegerverbände was een overkoepelende veteranen- en reservistenorganisatie, die enkele jaren voor de wereldoorlog was opgericht. Von Hindenburg was de erevoorzitter. Hun Kriegsdenkmünze 1914-1918 voor strijders, reservisten en mensen aan het thuisfront werd vanaf 1921 uitgegeven.


In 1934 kwam er toch nog een officiële staatsonderscheiding. De nazi's waren nu aan de macht en zij kwamen met het Ehrenkreuz des Weltkrieges. Dit was de eerste decoratie gecreëerd door het Derde Rijk en tegelijkertijd werden alle andere verboden, inclusief die van de Kyffhäuserbund.
Vanaf 1938 werd het Ehrenkreuz ook uitgereikt aan veteranen uit Oostenrijk en Sudetenland, inmiddels geannexeerd door Duitsland. Tot 1944 zijn er in totaal meer dan 8 miljoen uitgegeven in drie varianten: voor nabestaanden, oudstrijders en voor de frontveteranen het zgn. Frontkämpferkreuz (met zwaarden).