zaterdag 2 februari 2019

Soldatenliederen en zedenbederf

Laatst las ik het verhaal Uit de herinneringen van soldaat Ivanov uit 1882. Het stond in een bundel van de Russische schrijver Vsevolod Garsjin. De hoofdpersoon van dit verhaal heeft zich vrijwillig bij het leger gemeld. Het is 1877 en voor de zoveelste keer is er oorlog met de Turken uitgebroken. Met zijn kameraden Fjodorov en Zjitkov (en de rest natuurlijk) marcheert hij naar het front. Het is een mooi verhaal over het soldatenleven en kameraadschap. Onderweg wordt er veel gezongen, vooral Fjodorov (22) doet erg zijn best: ‘Als er ‘Zingen, jongens!’ werd geroepen leidde hij met zijn zuivere tenor, die in de hoogste regionen in een kristalheldere falset overging.’ 

Als er een rustperiode in het vooruitzicht komt is iedereen extra vrolijk en begint te zingen. Fjodorov klinkt boven iedereen uit en zet allerlei liederen in. Het regimentsgezang, een historisch vers over tsaar Peter, een beroemd lied getiteld Het was onder Poltava en ‘een ongerijmd, onzedelijk maar ontzettend populair deuntje over een zekere Liza die het bos in loopt en daar een zwarte tor aantreft, waarna er van alles gebeurt.’

Ik kan er niets aan doen, maar hier wordt mijn nieuwsgierigheid gewekt en zou ik dolgraag kennis nemen van de complete tekst van dit onfatsoenlijke (maar zeer waarschijnlijk ook grappige) lied en het verhaal van die Liza. Soldatenliedjes, al dan niet betamelijk, zijn van alle tijden. Gewoon, omdat het lekker marcheert natuurlijk. In het verhaal legt Fjodorov het aan Ivanov uit: ‘Het heeft niks te betekenen. Zingen kan je het niet noemen, het is meer geluid maken om je borstkas te trainen. Bovendien loop je dan lekkerder.  Als we het zingen moe zijn nemen de muzikanten het over. Het volume en ritme van een opgewekte mars pept iedereen op. Zelfs als je bekaf bent krijg je er weer zin in en ga je keurig in de pas en in het gelid lopen, zodat het hele bataljon er plotseling totaal anders uitziet. Ik weet nog hoe we eens meer dan zes kilometer binnen een uur aflegden zonder een spoor van vermoeidheid – zolang er marsmuziek klonk.’*


In 1915 nam de Nederlandse legerleiding kennelijk niet het risico van zedenbederf. De soldaten kregen een zangbundel uitgereikt vol met verantwoorde en motiverende liederen. ‘Uitgegeven op last van den Minister van Oorlog’ staat er op de omslag. De selectie pakt vooral vaderlandslievend en koningsgezind uit natuurlijk, maar er is toch ook nog ruimte gelaten voor beschaafde jolijt. Over knappe meisjes die graag vrijen, dansen en/of trouwen bijvoorbeeld. Op het randje is het lied over ene Karlijntje, ‘blond als vlas’ die iets onduidelijks doet met ‘een stoute vlugge kerel’ achter op een boerenkar. Hoe dat er ingeslopen is weet ik niet. Dat wordt weer kamferballen voor de jongens.





*Citaten uit:
Vsevolod Garsjin: De beren en andere verhalen
(Vertaling: Hans Boland)
Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2011